Afgelopen zondag begon voor de tweedejaars leerlingen een nieuw vak: Diergeneeskunde!
In de middag leerden we over röntgenfoto’s en bloedcellen en luisterden we naar het hart van een hond. Ook hebben we geoefend wat je eigenlijk moet vragen als dierenarts wanneer er een dier je spreekkamer in komt.
Gelukkig wisten we al veel over dieren, omdat we in de ochtend al vijf verschillende dieren hadden gezien, aangeraakt en geknuffeld. Pixie de hond bleek favoriet, want ze was super schattig en kon zoveel kunstjes! De kat bleek een beetje bang voor ons en kroop vaak weg in een hoekje. Alsof hij een beetje verlegen werd van al die kinderen! Dan hadden we nog de kippen. Ze bleken levende kleine beestjes te eten! Het gefladder van hun vleugels zorgde af en toe voor gegil bij de meiden (of heb ik ook jongens horen gillen?) Het konijn was vooral schattig, al was het wel een beetje gek dat hij zijn eigen keutels op at. Het laatste dier was misschien wel het spannendst van de hele dag. Gelukkig had de eigenaar daar iets op bedacht: “Ik heb mijn slang Beertje genoemd, want dat klinkt toch heel schattig?” En inderdaad, slang Beertje was eigenlijk alleen maar lief. Zo lief, dat hij bij sommige kinderen zelfs over hun hoofd mocht kruipen.
Dat zou ik met een konijn niet eens durven! 😉