Doneer

Interview Heleen Terwijn

Een interview met IMC Weekendschool oprichter Heleen Terwijn. 'Een sociaal weefsel waarin iedereen elkaar versterkt'.

Op 27 mei 2023 werd het 25-jarig jubileum groots gevierd in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Zij waren er ook: leerlingen van de eerste IMC Weekendschool in Amsterdam Zuidoost. Tóen nieuwsgierige tienjarigen in het eerste klasje van juf Heleen. Nú 35-jarigen met een breed en krachtig alumninetwerk, en sommigen zelf gastdocent. De cirkel lijkt rond: op zondag vertellen de alumni aan razend nieuwsgierige kinderen over hún loopbaan. Over de toekomst en de kansen die buiten het schoolplein liggen. Het is de raamvertelling van het eclatante succes dat de weekendschool in een kwart eeuw is gebleken: een schoolvoorbeeld van civil society-power. Een briljant idee van Heleen Terwijn dat niet meer is weg te denken als versterking van het ‘gewone’ onderwijs: “Onderwijs door vakexperts is een enorme motivatieversterker – voor kinderen op álle schoolniveaus.”

Over ‘haar’ weekendschool is Heleen Terwijn (Amsterdam, 1967) een open boek dat ze onvermoeibaar en welbespraakt op elk moment openslaat voor iedereen, maar op zijpaden naar haar persoonlijke leven zet ze ferm een stopbord. Nou vooruit, ze was een echt leeskind dat al vroeg leerde lezen; haar moeder legde gewoon boekjes voor haar neer. En later, met een bibliotheekkaart, lag de wereld aan haar voeten. “Ik kon en kan heel goed alleen zijn. Ik vind het fijn om te lezen, na te denken: ik ben daarin niet erg veranderd als volwassene.”


Een onafhankelijke geest

Lezen, nadenken… het was de kiem van de weekendschool. De start eind jaren negentig was geen lichtflitsend eureka-moment. Over die weekendschool had ze in weerwil van meer romantische verklaringen gewoon lang en heel diep… nagedacht. Geen oerknal dus, al is het wel verleidelijk dat zo te bedenken bij de almaar uitdijende invloed van IMC Weekendschool. Nee, de wieg van haar geesteskind staat stevig in de Academie. Terwijn studeerde psychologie aan de Universiteit van Amsterdam en volgde later de opleiding tot psychotherapeut. De routes die mensen nemen in het leven: het fascineerde haar mateloos. Na haar afstuderen vond ze precies daarin haar eigen weg, gevoed door permanente nieuwsgierigheid en toegerust met een onafhankelijke geest.

De schaamte voorbij

Terwijn: “Hoogleraar Nico Frijda schreef in 1986 zijn befaamde boek over emotietheorie, The Emotions. Ik volgde zijn colleges, verdiepte me in emoties en kwam erachter dat schaamte nog nooit empirisch was onderzocht. Dat was dus een perfect afstudeeronderwerp.” Terwijn werd de eerste die onderzoek deed naar schaamte, kreeg een negen voor haar scriptie, won er de Paroolscriptieprijs mee en een beurs om onderzoek te doen. “Ik was blij met de kansen die ik kreeg, maar wilde ook zélf nieuwe gebieden ontdekken, niet eeuwig ‘de leerling van Frijda’ blijven. Ik was gegrepen door de vraag welke factoren bepalen hoe men in het leven komt te staan. Dáár wilde ik meer van weten. Hoe geven jongeren stap voor stap vorm aan hun toekomst? Ik ging me interesseren in jongeren in Amsterdam Zuidoost, de eerste grote migrantenwijk van Nederland. En juist in die tijd maakte de gemeente Amsterdam zich zorgen over Zuidoost. Men vreesde dat het een ghetto zou worden. Ik vermoedde dat we van jongeren daar veel zouden kunnen leren. Met steun van de gemeente kon ik in Zuidoost een longitudinaal onderzoek opzetten naar schoolmotivatie, toekomstperspectieven en welbevinden. Dat had dus niets meer te maken met mijn afstudeeronderwerp over schaamte, al nam ik er uiteraard wel veel van mee. Vooral de overtuiging dat in schijnbare chaos vaak patronen te vinden zijn.”

Onderzoek doen is mooi en belangrijk. Maar ík vond het onbevredigend om niets te doen in de praktijk. Het was ook al te laat – ik was al té enthousiast geworden voor mijn idee.
Heleen Terwijn Oprichter IMC Weekendschool

Verstoorde levenslust

Haar onderzoek naar jongeren in Amsterdam Zuidoost zou grote invloed hebben op de levenskeuzes die psycholoog-onderzoeker Terwijn daarna zelf maakte. Ze dácht een onderzoek te gaan doen, ze werd gegrepen door haar onderzoeksonderwerp. Terwijn: “Ik schrok ervan hoeveel kinderen aan het einde van de basisschool, begin middelbare school hun motivatie verliezen. Vagelijk wist ik natuurlijk dat de indeling naar schoolniveaus niet voor iedereen pijnloos verloopt. Maar het was confronterend om harde demotivering mee te maken. Kinderen van tien jaar zijn vrolijk, onbevangen, nieuwsgierig. Ze hebben een love affair with the world. Als bij velen die levenslust verstoord raakt, doen we iets verkeerd.” Terwijn pauzeert even. Alsof ze de somberheid van haar onderzoekskinderen in Zuidoost weer spatzuiver voor de geest ziet. “De jongeren in Zuidoost openden mij de ogen dat ons schoolsysteem niet af is. Kinderen horen op school dat ze ‘leren voor later.’ Maar niemand laat aan hen zien wat dat ‘later’ is. Als je dat wél doet, zul je versteld staan van de motivatie die vrijkomt – althans, dat was mijn idee.” Terwijn: “Ik heb flink zitten broeden op mijn onderzoeksbevindingen. De mechanismen van afhakende kinderen waren gemakkelijk in kaart te brengen. Maar voor mij doemde de vraag op wat ervoor nodig zou zijn om dit om te buigen. Op de universiteit zeiden collega’s: ‘het is heel normaal wat je vindt; achterstand herhaalt zich nu eenmaal van generatie op generatie.’ Of: ‘die depressiescores zijn fors, dáár zou je misschien iets mee kunnen doen.’ Dat irriteerde me, want naar mijn indruk werden de kinderen gedeprimeerd door iets in de omstandigheden. Het lag niet aan hen. Dat begon ik te herkennen in de reguliere gesprekken met de kinderen. Al die aanvankelijk vrolijke verhalen hoorde ik gestaag afglijden naar somberte over de toekomst. Als dat door de omstandigheden gebeurt, zouden we toch in staat moeten zijn om de omstandigheden zó te maken dat de levenslust wél blijft? Dat vermoeden was de kiem voor de weekendschool.”

Het ruisen van de praktijk

Dat een wetenschapper die iets aan de praktijk gaat ‘doen’ in academische kringen soms op nauwelijks verholen laatdunkendheid kan rekenen, stoort Terwijn niet. “Onderzoek doen is mooi en belangrijk. Maar ík vond het onbevredigend om niets te doen in de praktijk. Het was ook al te laat – ik was al té enthousiast geworden voor mijn idee. Bovendien: juist als je iets in de praktijk gaat doen, is onderzoek weer belangrijk. Een maatschappelijk initiatief moet je wel weer onderzoeken om uit te vinden of je ideeën ook kloppen. Bij de weekendschool doen we dat vanaf het prille begin. Tegenwoordig hebben we één methodoloog in dienst. Zijn belangrijkste opdracht is om universiteiten en hogescholen aan ons te binden om onderzoek naar onze impact te doen. Dus: in cijfers te vangen welke effecten weekendschoolonderwijs heeft op de deelnemers en iedereen eromheen. Dat is bepaald niet gemakkelijk omdat er een enorme ruis zit in zo’n onderzoekspraktijk. Dat is heel iets anders dan randomized controlled experiments in het psychologisch laboratorium. Uitdagend. De kans is groot dat je door alle ruis niets vindt – dat je praktijk wel effecten heeft maar dat het je niet lukt die in cijfers te vangen. Toch vind ik dat je altijd moet blijven proberen effecten te vinden – dat je niet bang moet zijn voor nuluitkomsten. Inmiddels zijn wij er in geslaagd langetermijneffecten op de deelnemers te laten zien. Dat is een kwestie van lange adem.” Het voorsorteren op de impact-vraag verraadt Terwijns ervaring met interviewers die bijna allemaal willen weten wat haar weekendschool teweegbrengt. Geen probleem: Terwijn vindt het een goede vraag wat het de kinderen en de samenleving oplevert. Haar antwoord begint met een uitnodiging: “Wie het effect van de weekendschool wil zien, moet op zondag komen kijken. Die zal het plezier van de samenwerking tussen kinderen en gastdocenten meemaken en ervaren wat bezieling met kinderen doet. De volgende stap zijn de kwalitatieve verhalen van de oud-leerlingen die in eigen woorden vertellen ze wat ze eraan gehad hebben. De derde stap zijn de onderzoekscijfers over de langetermijneffecten op de levens van de kinderen. Dan zien we met name effecten op zelfvertrouwen, verbondenheid met de samenleving en motivatie om zich te blijven ontwikkelen. Ooit was dat een theorie. Het is prachtig om die werkelijkheid te zien worden.”

Maar bedenk goed: véél belangrijker dan de hoogte van je schooldiploma is dat jij later iets gaat doen dat bij jou past.
Heleen Terwijn Oprichter IMC Weekendschool

Gaan doen wat bij jou past

De impactvraag beantwoordde Terwijn in een eerder interview – niet zonder ironie – met een retorische tegenvraag: “Wat denk je: gaan gemotiveerde jongeren die bezig zijn met hun interesses de samenleving geld kosten of geld opleveren?” Op de weekendschool zeggen we vanaf dag één tegen de kinderen: een diploma is zeker belangrijk, probeer het te halen, dat maakt je leven een stuk gemakkelijker. Maar bedenk goed: véél belangrijker dan de hoogte van je schooldiploma is dat jij later iets gaat doen dat bij jou past. Laat je niet aansmeren dat je niet goed genoeg bent voor wat dan ook. Voor veel kinderen is deze boodschap een openbaring. Ouders hebben er soms meer moeite mee. Desondanks zijn gesprekken met ouders over de talenten en mogelijkheden van hun kinderen eigenlijk altijd lonend. Ook ouders zitten vaak vast in de idee dat eigenlijk alleen het hoogste diploma goed genoeg is. Als dat genuanceerd wordt, gaat het over mogelijkheden. Daar knapt iedereen van op.”

De beste experts over de essentie

De motor van het weekendschoolsucces zijn de gastdocenten. Achtduizend vrijwilligers per jaar geven les over hun vak in de 150+ wekelijkse weekendschoolklassen door het land. Terwijn: “Investeren in onderwijs doen we allemaal graag. De gastdocenten doen dat om niet. Die stoppen heel veel tijd en energie in hun lessen. Samen, als civil society, versterken we het onderwijs. Gastdocenten hebben vier zondagen – of tegenwoordig ook week-dagdelen – om aan kinderen tussen tien en dertien jaar uit te leggen waar hun vakgebied over gaat. Wat zou elke wereldburger van uw vak moeten weten? In de beginjaren kreeg ik soms midden in de nacht emails van gastdocenten: wat je ons vraagt is te moeilijk! Dan waren ze aan het nadenken over wiskunde of filosofie voor tienjarigen. Uiteindelijk is het gelukt, natuurlijk. Elk vak is aan tienjarigen uit te leggen. Daar gaat vaak wel heel veel werk aan vooraf. We vragen gastdocenten om niet op hun hurken te gaan zitten. Bij journalistiek, bijvoorbeeld, gaan we geen moppentrommel maken. We hebben het over de rol van journalistiek in de samenleving; over de vraag wat nieuws is, over fake news, bronnen en fact checking. De leerlingen leren interviewen van journalisten en maken samen nieuwsberichten. De journalisten doen er dan alles aan om de waarden van hun vak over te dragen. Meestal gebeurt dat temidden van allerlei werkrumoer. Maar als we het dan checken, blijkt dat de essentie wel degelijk is overgekomen.”

Geen vervanging, maar verrijking

Terwijn benadrukt dat de weekendschool geen vervanging is van het huidige onderwijs maar een aanvulling. Terwijn: “Het is een verrijking die jongeren van alle schoolniveaus de kans geeft hun wereld te verbreden, hun nieuwsgierigheid uit te leven, gelijkwaardig met volwassenen om te gaan, talloze levensvaardigheden te oefenen, plezier te beleven aan leren – zonder te vrezen voor de rode pen…. In 2014 zijn we gestart met het aanbieden van onze onderwijsvorm op reguliere basisscholen, één dagdeel per week, onder schooltijd, in groepen 7 en 8. Waarom? Om méér jongeren de kans te geven van dit onderwijs te profiteren. Om de weekendschoolpraktijk te verspreiden zonder eindeloos weekendscholen op te hoeven richten.”

Dezelfde methode wordt nu wekelijks op 39 basisscholen aangeboden, van Vlissingen tot Farmsum, in buurten waar kinderen niet als vanzelf veel leren over hun mogelijkheden na school. Terwijn: “Ons concept slaat enorm aan op de basisscholen. De leerkrachten vinden het fantastisch. Zij zeggen: ‘hierom ben ik het onderwijs ingegaan, om alle kinderen perspectief op een goede toekomst te geven.’”

De pilot op de basisscholen was een gecalculeerd risico. Terwijn: “We wisten niet zeker of dit zou gaan werken: of de leerkrachten er wel iets in zouden zien, of de energie van ons onderwijs niet dood zou slaan in de routine van de school. Maar het blijkt juist nieuwe energie los te maken. De leraren snappen het en brengen ons concept weer verder. Ze gebruiken het om de reguliere schoolvakken context te geven. Om kinderen van alle schoolniveaus aan te moedigen positief naar hun toekomst te kijken. De leerkrachten vertellen dat ze door onze methode anders tegen de talenten van hun leerlingen aan gaan kijken. Ze noemen ons onderwijs ‘een kwaliteitsinjectie in de school.’ Dit is een succes om heel goed bij stil te staan. Eén dagdeel per week weekendschoolonderwijs blijkt het reguliere onderwijs op te tillen. We investeren nu in een groep van veertig tot vijftig voorbeeldscholen. Intussen denken we er goed over na hoe we het succes straks vanuit die basis verder kunnen brengen.”

Partners die geloven in de mensen die het doen

De weekendschool werkt vanaf het begin zonder overheidssubsidie. Ze bestaat dankzij vele private sponsors: bedrijven, fondsen en particulieren. Terwijn: “Door de private financiering zijn we vrij. Daarin hebben we alles te danken aan Rob Defares, oprichter van handelshuis IMC, de eerste financier en naamgever van de weekendschool. Vijfentwintig jaar geleden was Defares zo visionair om het idee van de weekendschool alle vrijheid te geven. Om zo’n idee tot bloei te kunnen laten komen, zijn partners nodig die geloven in de mensen die het gaan doen.” Intussen heeft IMC Weekendschol naast founding-partner IMC ruim driehonderd andere financiële partners, met name bedrijven, fondsen en de Nationale Postcodeloterij. Terwijn: “De afspraken die we in 1998 maakten met IMC, maken we tot op de dag van vandaag met onze andere partners. Er is honderd procent inhoudelijke vrijheid voor het management. Sponsors hebben dus geen invloed op het soort lessen dat we geven, hoeveel kinderen er in de klassen zitten, enzovoort. Wél proberen we met onze partners samen te werken. Als het in ons programma past, zijn medewerkers van sponsorbedrijven bijvoorbeeld van harte welkom als gastdocent. En uiteraard leggen we aan onze partners verantwoording af over ons beleid en onze resultaten.” Met de overheid is inmiddels ook contact. Terwijn: “Toen we negen jaar geleden begonnen op de basisscholen zijn we ons gaan melden in Den Haag. Daar hebben we morele steun gevraagd omdat we tenslotte onder lestijd op de scholen werken. Gaandeweg zijn de scholen en de gemeentes financiële bijdragen gaan leveren aan ons basisschoolconcept. Zo gaat het private initiatief stapsgewijs onderdeel uitmaken van het reguliere onderwijs, terwijl we ook onze vrijheid behouden.”

Voorzien in lacune in het onderwijs

Wie het ontstaan van de weekendschool door de oogharen beschouwt, zou kunnen denken dat het tot instituut uitgegroeide idee van Terwijn uitsluitend gericht is op kinderen uit achterstandswijken. Dat is volgens haar veel te kort door de bocht. Terwijn: “In het allereerste A4’tje over de weekendschool staat: ‘Weekendschoolonderwijs zou interessant zijn voor álle kinderen, maar we beginnen op die plekken waar het het hardst nodig is.’ En dat is nog steeds zo. De weekendscholen en de basisscholen waar wij actief zijn, staan in de armste wijken van Nederland. Dat is met een reden, omdat de kinderen daar onze steun het best kunnen gebruiken.” In één adem benadrukt Terwijn dat de focus op de armste wijken niet zegt dat de weekendschool voor ‘zielige kinderen’ zou zijn. Integendeel. Terwijn: “Weekendschoolonderwijs voorziet in een lacune in het reguliere onderwijs. Overal, in elke buurt, zouden jongeren erbij gebaat zijn de wereld te leren kennen via lessen door vakexperts. Natuurlijk zien we dat ons onderwijs kansengelijkheid bevordert. Tegelijk willen we onze leerlingen geen kansenongelijkheidsframe opdringen. Ze komen naar de weekendschool om méér te leren. Met enthousiasme en nieuwsgierigheid komen ze drie jaar lang elke zondag naar school. Dáár bouwen we op, op de natuurlijke motivatie van jongeren om te leren. Jongeren en hun ouders ervaren het terecht als hinderlijk als ze vervolgens als ‘behoeftig’ worden afgeschilderd. We vragen onze partners erbij stil te staan dat dat een domper zet.”

De winst van welkom

Onder de paraplu van Stichting IMC Weekendschool: tien IMC Weekendscholen; een bloeiend alumni-netwerk; bijna veertig basisscholen in het reguliere onderwijs, en dan nog een vierde programma: weekendschoolonderwijs voor nieuwkomerskinderen. Terwijn: “Alles wat we doen is vanuit dezelfde filosofie met dezelfde methode, alleen steeds voor een net iets andere doelgroep. De nieuwkomerskinderen horen er voor ons bij. Als geen ander laten zij zien hoe graag zij een goede toekomst willen krijgen in ons land. Hun drive is een verrijking voor ons allemaal.” Het nieuwkomersprogramma werd opgezet door Anouk Tijnagel, Terwijn’s allereerste collega op de weekendschool, drieëntwintig jaar geleden begonnen als stagiair. Terwijn: “Anouk had als eerste door dat ons programma buitengewoon geschikt is voor nieuwkomerskinderen. Kinderen die een verblijfsvergunning hebben gekregen, komen gedurende een tot twee jaar in een taalklas van de overheid. Daar komen wij met ons weekendschool-programma elke week langs, nu op twaalf locaties. En in de zomer zijn er zomerscholen omdat er voor nieuwkomersfamilies in die vakantieperiode helemaal niets is. Het programma is licht aangepast wegens taal-uitdagingen maar verder is het gewoon weekendschool.” Terwijn: “Er is één sterk extra effect: een hartelijk ‘Welkom in Nederland.’ Zo wordt het ook ervaren door de kinderen en hun ouders. Denk je eens in: het verschil tussen een koud welkom in een nieuw land of een welkom door al die 5 coördinatoren, gastdocenten en weekendschoolalumni die jou laten merken dat je erbij hoort, dat je welkom bent om mee te doen. Zo zien we ook weer in ons nieuwkomersprogramma de kracht van publiek-private samenwerking. De overheid zorgt voor de basis, wij mobiliseren de civil society voor de energieversterkende aanvulling daarop.”

Missie volbracht?

Wanneer is Heleen Terwijn overbodig geworden? Die vraag wordt door haar met vrolijkheid begroet. Terwijn: “Vijfentwintig jaar geleden dacht ik: ik ga de weekendschool opzetten, dan ga ik er een boek over schrijven en een film over laten maken en roepen ‘komt dat zien!’ Vervolgens… gaat iedereen het nadoen, wordt de weekendschool gemeengoed, en ga ik iets anders doen. Maar zo is het niet helemaal gelopen – al hebben we wél ruim navolging gekregen. Er waren toch steeds redenen om de IMC Weekendschool-organisatie zelf verder uit te bouwen. Maar nu, toevallig of niet na vijfentwintig jaar, is het voor mij en mijn medebeslissers een actuele vraag wat voor organisatie we willen nalaten. Welke rol speelt IMC Weekendschool in de maatschappij? Wat moeten we nog meer doen om onze impact te vergroten en zichtbaarder te maken? Hoe creëren we een steviger financieel fundament onder een organisatie van ideale omvang met maximale maatschappelijk impact? Het is een groot plezier daar samen over na te denken. We bouwen aan een duurzame organisatie die we straks met een gerust hart aan nieuw leiderschap kunnen overdragen. Onlangs kregen collega’s en ik ’s avonds op kantoor les van drie leden van de alumniraad over hun visie op de waarde van het alumninetwerk. Dan ben ik blij omdat wij les krijgen van oud-leerlingen. Zij beschrijven hoe kinderen die beginnen nog niet weten dat ze straks een netwerk voor het leven hebben. Dan voel ik de kracht van de weekendschool.

Dan ervaar ik dat er een beweging is die mij uiteindelijk niet nodig heeft. Of ik een perpetuum mobile heb uitgevonden door een klein, krachtig idee groot te maken? Nee, het is een eerder een sociaal weefsel, waarin iedereen meewerkt om elkaar en zichzelf te versterken. Een perpetuum mobile bestaat niet. Wij wel.”

Door Edwin Venema